Homoseksualiteit? Thuis beperkte het roze zich tot de koeken in de vitrine – hij groeide op in een Tilburgs bakkersgezin. Maar Albert van de Sande-Eysink Smeets keek verder dan de toonbank. Met succes.
Vijftien was Albert. In een Tilburgs badhokje leerde een man hem parels duiken. Tussen zijn benen schelpte de lust. “Het was vrijwillig, zonder kwaadwillendheid”, herinnert Albert zich. Bij die gelegenheid leerde hij ook een authentiek Tilburgs woord: “Tift. Klinkt dat als een merk schoonmaakmiddel? Nou nee. Het betekent speeksel of sperma.”
Op zijn achttiende ging hij samenwonen. Met Romy, een vrouw. “Huisje-boompje-beestje, overzichtelijk. We waren zelfs bijna getrouwd.” Vijf jaar deelden ze lief en leed; de lust een tikje minder. Toen ontmoette hij Patricia, met wie hij twee jaar een vrolijke maar vooral vriendschappelijke relatie had. “Seks speelde geen rol. Ik voelde dat ik mezelf voor de gek hield. Achteraf bezien was het een overgangsfase.”
Alkmaar
Het grote scharnier in zijn leven is 29 juni 1991. Dat is geen saaie zaterdag. Op Soestdijk viert Prins Anjer zijn tachtigste verjaardag. In het gerechtelijk mortuarium van Amsterdam knoopt een lijkschouwer een naamkaartje aan de grote teen van Klaas Bruinsma. In de Top-40 domineert Chrystal Waters met het klammeliezenliedje ‘Gypsy Woman (La da Dee La Da Da).’
Maar meest opzienbarend is een gebeurtenis in Alkmaar: tijdens Roze Zaterdag in de kaasstad ontmoeten Albert en Marc elkaar voor het eerst. Tussen nuffige nichten, trendy travo’s, roze rimpels, flamboyante flikkers en libidineuze leatherboys raken ze verliefd. Twee mannen, één kiemende liefde. Een kwart eeuw later zullen ze zelfs trouwen.
Reacties
Al die jaren werkt Albert in de zorg en het onderwijs. Twee domeinen waarin hij zijn homoseksualiteit nooit heeft verloochend. “In beide sectoren gaat het om empathisch vermogen. Verdraagzaamheid heeft veel te maken met jezelf in een ander kunnen inleven.” Wel leerde hij situaties inschatten: “Lange tijd werkte ik op de Grote Beek in Eindhoven, forensische psychiatrie. Het team wist dat ik homo was. De patiënten vertelde ik het niet, uit angst voor onberekenbare reacties. Het maakt uit met wie je van doen hebt. Toen ik later in Utrecht in een dagbehandelingsteam ging werken, heb ik het openlijk verteld dat ik met Marc samenwoonde. Dat kon daar. Uiteindelijk kun je het beste eerlijk zijn, anders beschadig je vertrouwen.”
Orde en Veiligheid
Sinds dertien jaar werkt hij op het Koning Willem I College in Den Bosch. Aanvankelijk als docent verpleegkunde: “Ik had regelmatig studenten die LHBT’er waren. Ik leerde ze onder meer dat hun geaardheid nooit afbreuk aan hun professionaliteit mag doen. Ga je op roze hakken naar je stage? Ga je vrijmoedig op een bed zitten – wat het huis van de patiënt is? Professionaliteit houdt in dat je grenzen bewaakt.”
Sinds 2012 is Albert docent Sociale Vaardigheden en Mentale weerbaarheid. Zijn studenten volgen de Academie voor Orde en Veiligheid [AOV], een mbo-opleiding die deel uitmaakt van het Koning Willem 1 College. “We hebben zo’n vijfhonderd studenten die we opleiden tot militair, politieagent/handhaver of beveiliger.” Zelf moest Albert vroeger weinig van geüniformeerde gezagsdragers hebben. Met lach: “Maar je wordt ouder, trekt lering uit conflicten en vindt meer rust bij jezelf. Mijn respect voor autoriteiten was vroeger rapportcijfer vier. Nu een acht.”
Grappen
De wereld van law, order and defense is groen en blauw – amper roze. Maar Albert bekent openlijk kleur. “Hoe stoer ze ook kunnen doen: ik wil ze leren dat ik niet anders ben. Ik ga niet op eieren lopen. Als ik bij kennismakingsles vertel dat ik al vijfentwintig jaar met Marc ben, dan is hun eerste reactie er een van respect. Want vijfentwintig jaar: da’s lang. Natuurlijk maken ze grappen over homo’s en toespelingen. Voor jonge mensen kan dat kwetsend zijn. Zelf ervaar ik het niet zo. Ik weet zeker dat ze voor me in de bres springen als het nodig is. Dat telt.”
Albert pakt z’n iPhone. Zoekt een fragment op van een recente uitzending van ‘Monitor’ [NCRV] over de kloof tussen culturen in Nederland. Drie Bossche studenten nemen aan het studiodebat deel. Vraag van de presentator aan een van hen: “Ben jij tegen homo’s?” De student onthutst: “Nee joh! M’n mentor is zelf homo!” Einde fragment. Albert zwijgt. Maar in z’n gezicht groeft trots.
Die mentor, dat is hij.