de kunst van het liefhebben

Vier van de vijf avonden vergadert oud-architect Kees Metz [68]. Vaak over politiek. Maar soms over roze cultuur. Zijn mooiste kunstwerk? Een onvoltooide liefde. Gesprek met de maker ervan.


Een dag in 1977. “Weet je het wel zeker?”, vraag z’n moeder bezorgd. Kees zit op de bank van zijn ouderlijk huis dat hij bezoekt. “Jongen, denk toch aan je carrière”, zucht zijn vader. Een dag eerder heeft een broer – na uitvoerig vooroverleg met Kees – thuis het H-woord uitgesproken. Ja, Kees is het.
Nu zit de besprokene er zelf. Om het op z’n achtentwintigste te bevestigen. He’s gay. Gelukkig ebt de schrik van zijn ouders snel weg. Ook zijn vader, lokale aannemer en raadslid voor Gemeentebelangen, verzoent zich openlijk met de voorkeur van zijn zoon. De liefde voor politiek zal overigens een genetische kwestie blijken: zelf is hij al jarenlang actief in de politiek. Eerst als raadslid voor D66 in Utrecht, nu als fractievoorzitter van ZZV in Zaltbommel.

Trouwen
Kees vertelt zijn verhaal in een tuin in Sint-Michielsgestel. In de verte oefent de harmonie. Over de disharmonie in zijn adolescentie: “Op televisie had je Albert Mol en Jos Brink. Enge mannen, vond ik. Zo wilde ik niet zijn. De enige remedie: zo snel mogelijk een vriendin vinden. Nee, ik leefde niet in een leugen. Ik zou toch een kéér moeten trouwen?”
Die bijna wiskundige benadering van de werkelijkheid kwam in zijn Delftse studentenjaren – bouwkunde en bedrijfskunde – van pas. Maar emotioneel bleef hij lange tijd een priemgetal, slechts deelbaar door zichzelf. Zijn relatief late roeping tot de herenliefde mondde uit in twee langere relaties. Een van zes en eentje van drie-en-een-half jaar. Bijna een kwart eeuw had hij geen vaste verbintenis, wel losse contacten. Sinds een half jaar is Kees verliefd. Heel erg. Wederzijds, zal hij straks vertellen.

Homokunst
De harmonie heeft pauze. Kees slaat de trom. Over zijn liefde voor kunst en cultuur. Hij werkte bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, was bouwcoördinator van de Tweede Kamer. Ook bezoekt hij graag musea en galeries. Als lid van de commissie Kunst en Cultuur van Roze Zaterdag 2017 stelt hij zichzelf regelmatig de vraag of homoseksuele kunst bestaat. Het antwoord laat zich niet in gips stollen of in marmer beitelen. “In Groningen heb je een galerie die zich specialist in homokunst noemt. Maar is dat kunst van een homoseksuele kunstenaar? Of is het onderwerp zelf homoseksueel? Ik ben er nog niet uit. Wel zie je in de hele geschiedenis afbeeldingen die homo-erotisch zijn – wat iets anders is dan homoseksueel.“
Al bij de Grieken en Romeinen kom je ze gebeeldhouwd tegen, weet Kees. “Mannen met kleine piemels”, zal hij duimstokkig vaststellen. Maar ook in vele eeuwen katholicisme dartelen ze voorbij. Hij wijst op de officieuze patroon van de gay community: Sint Sebastiaan, een met pijlen doorboorde heilige in een lendendoek. “De geiligheid straalt ervan af”, zal Kees ook zonder studie kerkgeschiedenis fijntjes opmerken. Feit is dat homo-erotiek de kunst volop kleurt, met name de literatuur: van Proust en Wilde tot aan Reve en Lodeizen.

Liefde
Over contemporaine kunst. Hier en nu: de prille liefde van Kees voor een stadsgenoot. Een roman, schilderij of nocturne zou je eraan kunnen wijden. Maar uiteindelijk is elke liefde zelf het kunstwerk. “We zijn dol op elkaar, maar het is niet altijd makkelijk. Er is een behoorlijk leeftijdsverschil tussen ons”.” Het was niet gepland, zegt Kees bijna verontschuldigend. Dat klopt: liefde gebeurt. Zij ontstaat, zoekt een uitweg. Liefde wil en moet. Net kunst.