de dood is kleurenblind

Als kind speelde hij heimelijk de dood van zijn opa na. Nu heeft Johan Koenen [57] een uitvaartonderneming, samen met zijn echtgenoot Karl-Heinz Oel. “Wij verzorgen afscheid in alle kleuren. Ook roze, ongeacht je verzekering.”

Waar zijn fascinatie voor het definitieve einde vandaan komt? Het auto-ongeluk op zijn zevenentwintigste heeft zeker meegespeeld, zegt Johan. Hij crashte in Roermond en beleefde een bijnadoodervaring. “Maar mijn opa en andere bekende overledenen stuurden me terug. Blijkbaar was het mijn tijd nog niet.”
Aan het ongeval hield hij oogletsel, een verbrijzelde enkel en een kunststof kaakbeen over, maar zijn arbeidsongeschiktheid sloot zittend werk niet uit. Acht jaar lang werkte Johan bij Schouwburg Casino, het latere Theater aan de Parade in Den Bosch. Op affiches zag hij de toneelstukken ‘Dood van een handelsreiziger’, ‘Van oude mensen de dingen die voorbijgaan’ en ‘Laat je niet kisten’ voorbijkomen. Maar dat was spel. De werkelijke dood – het moment dat zelfs de souffleur geen tekst meer heeft – trok hem sterker aan.

Anatomie
Eind vorige eeuw pakte Johan de koe bij de hoorns of, in funeraire termen, de kist bij de handvatten. In Den Dungen, op kransworpafstand van Den Bosch, begon hij een uitvaartonderneming. Drie jaar lang volgde hij een opleiding. Het mysterie van het menselijk lichaam had Johan al eerder leren doorgronden: na de middelbare school studeerde hij Anatomie en Menskunde in Den Haag. “Zat ik in het park, met m’n boeken. Ik was een einzelgängertje, nogal teruggetrokken.” Maar de wonderen van het lichaam boden troost. Met ontzag: “Onze bloedsomloop, bijvoorbeeld. Hart, aderen, vaten: hoe knap dat in elkaar zit!”

Krantenproppen
Hij denkt na. Zijn allereerste kennismaking met de dood? Het overlijden van zijn opa. Een lieve man, benadrukt Johan. Opa woonde bij hen in. Volle bak: het gezin Koenen telde zelf al vijf leden – vader, moeder, drie kinderen. “Toen hij in 1969 stierf, brachten ze hem naar het lijkenhuisje, bij ons op het kerkhof in Sprang-Capelle. Dat heeft grote indruk op me gemaakt; ik was een jaar of tien. Een paar dagen later bootste ik dat in de garage na. Ik had heimelijk een kostuum van opa uit de kast gepakt. Dat propte ik vol met kranten. Die pop legde ik op de grond. Met een petje op. M’n moeder zag het. Kwaad was ze niet, maar haar ogen zeiden genoeg.”

Duitse man
Als kind wilde Johan de zorg in. Dat feest ging niet door: z’n vader vond het niks. “Hij zei: ‘Je moet later een heel gezin onderhouden. Dan heb je een fatsoenlijk inkomen nodig.’ Dat ik op mannen viel, wist hij nog niet.” In Tilburg ontdekte Johan de herenliefde. Op zijn vierentwintigste kreeg hij een vaste relatie. Enkele jaren later ontmoette hij zijn grote liefde, Karl-Heinz uit Bonn. “Tijdens een reisje langs de Rijn? Nee, dichterbij: op een verjaardagsfeestje in Veghel. Al vijfendertig jaar zijn we bij elkaar. Ook in werk. De uitvaartonderneming is van ons tweeën.”

Pastoor
Magere Hein is kleurenblind. Want of je liefdesleven nu roze, geel of paars is: voor de dood is iedereen gelijk. Maar sommige Dungenaren zagen het wat zwart-witter. Twee homo’s die in een katholiek dorp uitvaarten verzorgen? “Den Dungen is nogal conservatief”, weet Johan. “Onze geaardheid viel bij sommigen verkeerd. Dat veranderde toen de pastor zich achter ons schaarde. Sindsdien gaat het de goeie kant op. Mensen zien dat we professioneel en betrokken zijn en in samenspel met nabestaanden elke denkbare vorm van uitvaart regelen. Dat telt.”
Circa een op de drie uitvaarten in Den Dungen vindt vanuit de kerk plaats. Zo’n zeventig procent van de overledenen wordt gecremeerd. Af en toe verzorgen Johan en Karl-Heinz een roze afscheid voor een homo, lesbiënne, bi- of transseksueel. “Vaak is zo’n uitvaart wat informeler. Maar uiteindelijk geldt: rouw is rouw”, zegt hij gedecideerd.

Borrel
Volgens Johan is de dood niet het einde. Maar wat er aan De Overkant is? Het antwoord moet hij schuldig blijven. Zelfs een uitvaartondernemer krijgt de vraag der vragen niet opgelost.
Als zijn eigen tijd gekomen is, wil Johan thuis opgebaard worden. Zonder poespas of pottenkijkers. Zijn laatste wens is een zogeheten technische crematie: zonder publiek. “Van dat geld moeten ze maar een flinke borrel drinken”, zegt hij opgewekt. Dat hoeft geen Trojka Pink te zijn, een roze wodka-likeur. Als het maar naar goede herinneringen smaakt. Da’s het belangrijkste.